18 JANUARI 2024 – Besluit tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de voorzieningen voor ouderen moeten voldoen, en van de bijzondere normen die gelden voor de groeperingen en fusies van voorzieningen
TITEL IX. - Omschrijving van de groepering en de fusie en bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen
HOOFDSTUK I. - Omschrijving en bijzondere normen van de groepering
Afdeling 1. - Omschrijving
Art. 296.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "groepering" verstaan, een door de ministers erkend juridisch geformaliseerd duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meerdere voorzieningen die afzonderlijk erkend blijven, die van een verschillende beheerder afhangen en die zich binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad op verschillende vestigingsplaatsen bevinden, waarbij afspraken worden gemaakt tot taakverdeling en complementariteit op het vlak van aanbod van diensten of uitrustingen, om zo beter te beantwoorden aan de behoeften van de bevolking en de kwaliteit van de hulp- of zorgverlening te verbeteren.
Afdeling 2. - Bijzondere normen
Art. 297.
Om te worden erkend moet de groepering beantwoorden aan de volgende voorwaarden:
1° de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, moeten in het gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn;
2° de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, moeten elk afzonderlijk aan alle erkenningsnormen voldoen;
3° om te komen tot een optimale samenwerking moeten de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, overgaan tot de aanduiding van een algemeen coördinator en, wanneer de groepering ook de verstrekte zorg betreft, een verpleegkundig coördinator. De coördinatoren wonen de vergadering van het in artikel 299 bedoelde coördinatiecomité bij;
4° de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, moeten tot een efficiënte taakverdeling komen zodat ze op termijn daadwerkelijk complementair zijn ten opzichte van elkaar. Daartoe moeten ze een plan uitwerken dat ze aan de ministers moeten bezorgen, die de toepassing ervan opvolgen;
5° elke beslissing tot investering door de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, moet door het in artikel 299 bedoelde coördinatiecomité worden goedgekeurd. Zonder dergelijke beslissing kunnen geen vergunningen of erkenningen worden afgeleverd;
6° de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, moeten een overeenkomst, zoals beschreven in artikel 298, sluiten en een coördinatiecomité, zoals bedoeld in artikel 299, oprichten.
Art. 298.
De beheerders van de voorzieningen die van de groepering deel uitmaken, sluiten een overeenkomst die ter goedkeuring aan de ministers wordt voorgelegd.
Om door de ministers te kunnen worden goedgekeurd, moet de in het eerste lid bedoelde overeenkomst ten minste de in het derde lid bedoelde elementen regelen.
De in het eerste lid bedoelde overeenkomst regelt ten minste:
1° de doelstelling van de samenwerking;
2° de juridische vorm van de samenwerkingsovereenkomst;
3° de taakverdeling op het vlak van het aanbod van hulp- of zorgverlening, met inbegrip van de uitrusting;
4° de rationalisatie die eventueel uit de sub 3° bedoelde taakverdeling voortspruit;
5° de oprichting, de samenstelling, de taken en de werking van het in artikel 299 bedoelde coördinatiecomité;
6° de bestuursbeslissingen die eventueel het akkoord van het coördinatiecomité vergen;
7° de organisatie van eventueel gemeenschappelijke activiteiten;
8° in voorkomend geval, de middelen die voor de sub 7° bedoelde activiteiten zullen worden aangewend en het beheer en het gebruik ervan;
9° in voorkomend geval, de personeelsorganisatie voor de sub 7° bedoelde activiteiten en de eventuele overplaatsing van personeel van de ene voorziening naar een andere;
10° de financiële afspraken;
11° de verzekeringen;
12° de regeling voor geschillen tussen partijen;
13° de duur van de overeenkomst en de opzeggingsmodaliteiten, met inbegrip van een eventuele proefperiode;
14° de aanduiding van de algemene coördinator en, in voorkomend geval, van de verpleegkundig coördinator.
Art. 299.
Er wordt in elke groepering een coördinatiecomité opgericht, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de beheerders van de voorzieningen die deel uitmaken van de groepering.
Het coördinatiecomité vervult, naast de taken omschreven in de in artikel 298 bedoelde overeenkomst, in ieder geval de hiernavolgende opdrachten:
1° waken over de uitvoering van de overeenkomst;
2° alles in het werk stellen om door taakverdeling een zo groot mogelijke complementariteit na te streven en de kwaliteit van de hulp- of zorgverlening te verbeteren;
3° overleg plegen over alle beslissingen tot nieuwbouw of uitbreiding of verbouwing van de voorzieningen, met inachtneming van de sub 2° bedoelde principes;
4° het coördinatiecomité komt meerdere keren per jaar samen en stelt een jaarlijks verslag op. Dit verslag wordt aan de ministers bezorgd.
HOOFDSTUK II. - Omschrijving en bijzondere normen van de fusie
Afdeling 1. - Omschrijving
Art. 300.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "fusie" verstaan het samenbrengen van twee of meerdere afzonderlijk erkende voorzieningen, die al dan niet van een verschillende beheerder afhangen, die zich binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad op verschillende vestigingsplaatsen bevinden, onder één enkele beheerder met één enkele erkenning.
Afdeling 2. - Bijzondere normen
Art. 301.
Om te worden erkend moet een fusie beantwoorden aan de volgende voorwaarden:
1° de voorzieningen die van de fusie deel uitmaken, moeten in het gebied Brussel-Hoofdstad gevestigd zijn;
2° als de fusie rusthuizen betreft, mag het totale aantal erkende plaatsen van de voorzieningen die van de fusie deel uitmaken niet hoger zijn dan 200 plaatsen per locatie;
3° de voorzieningen die van de fusie deel uitmaken, moeten elk afzonderlijk aan de architectonische en personeelsnormen voldoen. Zij moeten samen aan alle erkenningsnormen voldoen;
4° binnen de fusie moet de homogeniteit van de hulp- of zorgverlening worden gerealiseerd.
5° de voorzieningen die van de fusie deel uitmaken, moeten een overeenkomst, zoals beschreven in artikel 302, sluiten.
Art. 302.
De beheerders van de voorzieningen die een fusie willen uitvoeren, sluiten een overeenkomst, "fusieplan" genoemd, die ter goedkeuring aan de ministers wordt voorgelegd.
Om door de ministers te kunnen worden goedgekeurd, moet het fusieplan ten minste de in het derde lid bedoelde elementen regelen.
Het fusieplan regelt ten minste:
1° de algemene doelstellingen van de fusie, waaronder:
a) de kwaliteitsverbetering van de hulp- of zorgverlening;
b) de rationalisatie van de werking en van de infrastructuur van de voorziening, in voorkomend geval, door de voorzieningen die van de fusie deel uitmaken op eenzelfde vestigingsplaats samen te brengen;
c) de eenheid van concept, beheer en organisatie van de voorziening;
2° de juridische vorm van de fusie;
3° de financiële en boekhoudkundige aspecten van de fusie;
4° een realisatieplan over:
a) de rationalisatie die met de fusie gepaard gaat;
b) de tussenfasen om de doelstellingen van de fusie te verwezenlijken, waaronder de taakverdeling tussen de verschillende voorzieningen die van de fusie deel uitmaken, op het vlak van het aanbod van hulp- of zorgverlening, met inbegrip van de uitrusting;
c) in voorkomend geval, het samenbrengen op eenzelfde vestigingsplaats van de voorzieningen die van de fusie deel uitmaken;
5° de personeelsorganisatie en -verdeling die met de fusie gepaard gaat.
De functie van directeur wordt voltijds uitgeoefend. De directeur moet minstens achtendertig uur per week in een van de vestigingsplaatsen van de voorziening aanwezig zijn.
De beheerder of de directeur moet in de andere vestigingsplaatsen van de voorziening een persoon aanwijzen die de dagelijkse leiding van de vestigingsplaats kan waarnemen en deze voor de administratie kan vertegenwoordigen. De naam van deze persoon wordt op een voor iedereen toegankelijke en zichtbare plaats aangebracht en de ouderen en de leden van het personeel worden ervan op de hoogte gesteld.
De directeur van de voorziening en de personen aangesteld om zijn functies in de andere vestigingsplaatsen uit te oefenen moeten, in geval van overmacht, oproepbaar zijn;
6° de wijze waarop aan de in artikel 301, 3° en 4° bedoelde voorwaarden zal worden voldaan.
Het in het eerste lid bedoelde fusieplan moet zo worden opgesteld dat er van bij de totstandkoming van de fusie één beheerder, één directeur en, in voorkomend geval, één verpleegkundig verantwoordelijke is voor alle voorzieningen die van de fusie deel uitmaken.